In het BBL zijn strengere eisen voor weerstand tegen rookdoorgang (WRD) van bouwkundige constructies opgenomen. En, in tegenstelling tot eerdere wet- en regelgeving, gaat het daarbij om daadwerkelijk beproefde rookwerendheid. Dat houdt in dat in plaats van de bepalingsmethode die al wordt toegepast sinds het eerste bouwbesluit in 1991, er nu daadwerkelijk moet worden getest om de weerstand tegen rookdoorgang (WRD) te bepalen.
Deur- en luik constructies moeten worden getest volgens EN 1634-3 en op basis van de uitkomst van deze beproeving wordt de classificatie conform EN13501-2 voor rookdoorlatendheid bepaald.
Daarbij zijn de volgende classificaties mogelijk:
- Sa (rookwerend bij omgevingstemperatuur, ook wel koude rook genoemd): eis die vooral in niet-slaapgebouwen wordt gesteld.
- S200 (rookwerend bij 200 °C, ook wel warme rook genoemd): eis die vooral in slaap-gebouwen wordt gesteld zoals hotels, ziekenhuizen en kinderdagverblijven.
De strengere eisen op het gebied van rookwerendheid zijn belangrijk. Door de toename van kunststoffen in het interieur neemt de potentiele rookontwikkeling bij brand enorm toe en bij gebrek aan goede rookwerende voorzieningen kan deze rook zich gemakkelijk verspreiden. Daarbij is rookontwikkeling vaak een grotere bedreiging dan de brand zelf. De door rook veroorzaakte desoriëntatie verlengt de vluchtduur uit een gebouw en de meeste slachtoffers vallen door inademing van rook.