Mensen kunnen niet elk geluid horen. Ons gehoor is niet voor alle geluiden gevoelig: op heel lage en heel hoge tonen reageert ons gehoor gewoonweg niet. Maar ook als een trilling te zacht is, horen we geen geluid.
Ons vermogen om geluiden te horen verandert trouwens met de leeftijd. Een gezonde man of vrouw van vijfentwintig heeft een veel groter hoorbereik dan iemand van vijfenvijftig. Meestal is het zo dat naarmate iemand ouder wordt, hij of zij steeds minder hoge tonen hoort en steeds meer moeite krijgt met zachte geluiden.
Hoge en lage tonen
De hoogte van een toon wordt bepaald door de snelheid van de trilling. Om preciezer te zijn: hoe sneller de geluidsbron trilt, hoe hoger de toon zal klinken. De snelheid van de trilling noemen we de frequentie. Een geluidsbron die honderd keer per seconde trilt, heeft een frequentie van 100 hertz (afk.: Hz, uitgesproken als ‘herts’, is de officiële eenheid waarmee frequentie wordt uitgedrukt). Ons hoorbereik voor lage en hoge tonen loopt van ongeveer 20 Hz tot 20.000 Hz. Ons gehoor heeft van laag tot hoog een frequentiebereik van bijna tien octaven.
Harde en zachte geluiden
De sterkte van geluid drukken we uit in decibel (dB). In feite is afgesproken dat geluid dat we nog net kunnen horen – heel zacht dus – 0 dB is.
Verder geldt ongeveer onderstaande:
- 0 dB(A) = gehoorgrens
- 40 dB(A) = fluisteren
- 60 dB(A) = praten
- 80 dB(A) = schreeuwen
- 90 dB(A) = druk café
- 100 dB(A) = dicotheek
- 120 dB(A) = pijngrens